Artikelen

De effectiviteit van cognitief-linguïstische versus communicatieve therapie op het benoemen

Auteurs

  • Irma Adbegovic Rijnland Zorggroep, Leiderdorp
  • Evy Visch-Brink Erasmus MC, Rotterdam

Samenvatting

In de behandeling van afasiepatiënten bestaan er grofweg twee stromingen: cognitief-linguïstische therapie (CLT) en communicatieve therapie (no-CLT). De Rotterdamse Afasie Therapie Studie-2 (RATS-2) wees uit dat beide therapiemethoden niet verschilden in het effect  op de verbale communicatie, maar CLT had wel een groter effect dan no-CLT op de woordvinding, gemeten met de woordfluency- en letterfluencytaken. Het doel van dit onderzoek is te onderzoeken of CLT effectief is voor het benoemen, gemeten met de Boston Naming Test (BNT). De BNT  van 79 afasiepatiënten is geanalyseerd, drie weken, drie maanden en zes maanden post onset. Na een half jaar CLT (n=37) of communicatieve therapie (n=42), is het effect van de therapie op het benoemen van objecten onderzocht door de totaalscore op de BNT na opleidings- en leeftijdscorrectie te analyseren middels een multilevel analyse. Daarnaast is gekeken of de scoringsmethode van Heesbeen & van Loon-Vervoorn (2001) sensitiever is voor het meten van woordvindingsproblemen via de BNT dan de internationaal gebruikte methode van Kaplan et al. (1983). CLT bleek niet effectiever te zijn dan communicatieve therapie, wat betreft de BNT-resultaten. Wel laat de scoringsmethode van Heesbeen & van Loon-Vervoorn (2001) een groter verschil zien tussen de twee therapiegroepen ten gunste van CLT dan de methode van Kaplan et al. (1983) en blijkt dus een sensitiever meetinstrument te zijn. De afname van bepaalde foutsoorten kan niet toegeschreven worden aan het therapietype, en de afasie-ernst is bij vrijwel alle analyses de verklarende factor van het herstel.

Gepubliceerd

2014-06-21

Nummer

Sectie

Artikelen