Verdeling van voice-onset-time (VOT) in de consonant-oppositie /d/ - /t/ bij kinderen met verbale ontwikkelingsdyspraxie
Samenvatting
De vraagstelling van dit onderzoek betrof de hypothese, dat aan verbale ontwikkelingsdyspraxie (VOD) niet een fonemisch selectieprobleem, maar een fonetisch, d.w.z. motorisch programmerings- en uitvoeringsprobleem ten grondslag ligt. Bij 10 kinderen met VOD in de leeftijd van 6 tot 8 jaar, 10 normaal sprekende controle-kinderen, en 9 volwassenen werden van /d/- en /t/-realisaties – ingebed in twee-syllabische woorden – de voiceonset-times (VOT's) gemeten. De realisaties van de kinderen werden tevens perceptief beoordeeld. Géén van de drie sprekersgroepen vertoonde een bimodale VOT-verdeling, en de overlap van de VOT-verdelingen van /d/'s resp. /t/'s, evenals de standaarddeviaties, was bij de kinderen met VOD het grootst en bij de volwassenen het kleinst. Daarnaast werden méér realisaties van /d/'s en /t/'s afkomstig van de kinderen met VOD als vervormd beoordeeld, en waren de vervormingen ernstiger, dan dat bij de controle-kinderen het geval was. VOT's van de als vervormd beoordeelde /d/'s gingen in de richting van de /t/. Deze kwantitatieve verschillen in VOT-verdeling tussen de drie sprekersgroepen, wijzen op verschillen in motorische programmering en uitvoering.