Artikelen

Oordelen van ouders en leerkrachten over taalgedrag bij kinderen met vroege Otitis Media met Effusie

Auteurs

  • Eefje H. Grievink Vakgroep Orthopedagogiek, Katholieke Universiteit Nijmegen
  • Sylvia A.F. Peters Vakgroep Orthopedagogiek, Katholieke Universiteit Nijmegen
  • Wim H.J. van Bon Vakgroep Orthopedagogiek, Katholieke Universiteit Nijmegen
  • Anne G.M. Schilder Afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde AZN, St. Radboud

Samenvatting

In dit artikel wordt de relatie onderzocht tussen vroege otitis media met effusie (OME) en taalgedrag op zevenjarige leeftijd zoals dat door ouders en leerkrachten beoordeeld werd. Dit onderzoek is een deelstudie van een grootschalig Nijmeegs onderzoek naar de gevolgen van OME. Tussen het tweede en vierde jaar werden de kinderen elke drie maanden onderzocht op het voorkomen van OME door middel van tympanometrie. Van 178 kinderen werd later het taalgedrag beoordeeld: 54 kinderen zonder vroege OME, 104 kinderen met vroege dubbelzijdige OME en 20 kinderen met vroege dubbelzijdige OME, die waren behandeld met trommelvliesbuisjes, Ouders en leerkrachten beoordeelden de toepasselijkheid van 36 uitspraken over taalvaardigheid. Aan de taalvaardigheidsoordelen bleken vier goed benoembare factoren ten grondslag te liggen: taalvaardigheid, ordelijkheid, presentatie en spraakzaamheid. Er werd slechts een beperkt effect van OME gevonden op ordelijkheid van spreken en luisteren'. Er werden verder geen effecten op de beoordeelde taalvaardigheid gevonden. Eveneens werden geen effecten gevonden van frequentie van OME, noch van intermitterende tegenover continue OME. Ook werden, bij controle voor intelligentieverschillen, geen positieve effecten gevonden van behandeling met trommelvliesbuisjes op de taalvaardigheidsoordelen. Uit deze studie kan worden geconcludeerd dat de negatieve gevolgen van vroege bilaterale OME op het beoordeelde taalgedrag beperkt lijken te zijn en geen uitgebreide preventieve maatregelen rechtvaardigen.

 

Gepubliceerd

1995-12-01

Nummer

Sectie

Artikelen