Artikelen

Lidwoorden, persoonlijke voornaamwoorden en casus in agrammatische taalproductie. Een crosslinguïstische studie.

Auteurs

  • Esther Ruigendijk Utrechts instituut voor Linguïstiek/OTS, Universiteit Utrecht

Samenvatting

Agrammatische afasiepatiënten hebben problemen met de productie van casustoekenners (casus= naamval) zoals (finiete) werkwoorden en voorzetsels en met de productie van elementen die van deze casustoekenners afhankelijk zijn, zoals lidwoorden, persoonlijke voornaamwoorden en casusmorfologie. In deze studie is gekeken of de taalkundige relatie tussen deze woorden gereflecteerd wordt in de taalproductie van afasiepatiënten. Als afasiepatiënten geen casustoekenners realiseren, kan er geen casus worden toegewezen en er kunnen daarom geen lidwoorden en persoonlijk voornaamwoorden zijn, omdat die van deze casustoekenners afhankelijk zijn. De problemen die deze patiënten hebben met lidwoorden, persoonlijke voornaamwoorden en casusmorfologie staan dan niet op zichzelf, maar worden veroorzaakt door de problemen met casustoekenners. Deze relatie is inderdaad gevonden in de taalproductie van Nederlands- Duits-, Russisch- en Hebreeuwstalige agrammatische afasiepatiënten. Casustoekenning is bij deze patiënten over het algemeen ongestoord, als de juiste casustoekenners maar gerealiseerd zijn. Er worden nog wel fouten gemaakt wanneer een casustoekenner gerealiseerd is, maar de lidwoorden en casusmorfologie zijn dan meestal wel aanwezig. Deze resultaten impliceren dat agrammatische afasiepatiënten getraind zouden moeten worden in de productie van (finiete) werkwoorden en eventueel voorzetsels, aangezien de productie van lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden (en in bijv. het Russisch: casusmorfologie) afhankelijk is van de aanwezigheid van deze elementen.

Gepubliceerd

2004-03-01

Nummer

Sectie

Artikelen